Informatie Orgelconcert Donderdag 29 mei, 15:00 (Grote Kerk – Elburg)
Preludium in e-mineur (N. Bruhns)
Het “Grote Preludium in e” van Nicolaus Bruhns (1665-1697) is een van de meest indrukwekkende en bekende orgelwerken uit de Noord-Duitse Barok. Dit stuk is een hoogtepunt in het oeuvre van Bruhns en toont zijn uitzonderlijke talent als componist en virtuoos organist.
Over Nicolaus Bruhns: Nicolaus Bruhns was een Deens-Duitse componist en organist, en een leerling van de beroemde Dieterich Buxtehude, die hem hoog in het vaandel had staan. Ondanks zijn korte leven – hij overleed op slechts 31-jarige leeftijd – liet Bruhns een klein, maar zeer invloedrijk oeuvre na. Zijn werken, vooral zijn orgelcomposities, worden gekenmerkt door hun virtuoze karakter, gedurfde harmonieën en een vrije, fantasievolle stijl die typerend is voor de Stylus Phantasticus van de Noord-Duitse orgelschool. Het is mede dankzij Johann Sebastian Bach dat veel van Bruhns’ werken bewaard zijn gebleven, aangezien Bach ze vermoedelijk heeft gekopieerd tijdens zijn studietijd in Lüneburg.
Het Grote Preludium in e is een uitstekend voorbeeld van Bruhns’ beheersing van de Stylus Phantasticus. Het stuk is opgebouwd uit verschillende secties die elkaar afwisselen in tempo, textuur en expressie, zonder een strikte formele indeling te volgen. Dit zorgt voor een improvisatorisch en spontaan karakter.
Het “Grote Preludium in e” wordt door organisten wereldwijd uitgevoerd en gewaardeerd als een van de meest belangrijke orgelwerken uit de Barokperiode, en een bewijs van Bruhns’ genialiteit.

Capriccio in Jazz (M. de Jong)
“Capriccio in Jazz” is een bekend orgelstuk gecomponeerd door de Nederlandse organiste en componiste Margaretha Christina de Jong (geboren in 1961). Ze is stadsorganist van Middelburg en heeft een uitgebreid oeuvre op haar naam staan, waaronder veel werken voor orgel.
Kenmerken van “Capriccio in Jazz”:
- Titel: De titel “Capriccio in Jazz” geeft al direct de aard van het stuk weer. Een “capriccio” is een compositie die vaak lichtvoetig, speels en vrij van vorm is, en de toevoeging “in Jazz” suggereert de invloed van jazzmuziek.
- Stijl: Het stuk is een mengsel van traditionele orgelmuziek met jazzelementen. Dit uit zich in de harmonieën, ritmes en melodische lijnen die typisch zijn voor jazz, maar dan uitgevoerd op het orgel. Het wordt vaak omschreven als een “lichte” en “vrolijke” compositie.
- Doel: De Jong heeft zelf aangegeven dat ze met dit stuk vaak mensen vrolijk maakt en kinderen rustig krijgt. Dit duidt op een toegankelijke en aansprekende stijl die een breed publiek kan waarderen, ook mensen die misschien niet traditioneel liefhebbers zijn van orgelmuziek.
“Capriccio in Jazz” is een goed voorbeeld van de veelzijdigheid van het orgel als instrument en de creativiteit van componisten die moderne invloeden integreren in hun werken. Het combineert de rijke klankmogelijkheden van het orgel met de levendigheid en het karakter van jazzmuziek.
Orgelconcert 13 – The Cuckoo & Nightingale (G.F. Händel)

Georg Friedrich Händel (1685-1759) staat bekend om zijn meesterlijke oratoria en opera’s, maar hij componeerde ook een reeks belangrijke orgelconcerten. Een van de meest geliefde en herkenbare daarvan is Orgelconcert Nr. 13 in F-Dur, HWV 295, beter bekend als “The Cuckoo and the Nightingale” (De Koekoek en de Nachtegaal).
Achtergrond en ontstaan:
Händel schreef dit concert in 1739 en het ging in première in Londen als intermezzo tijdens de eerste uitvoering van zijn oratorium Israel in Egypt. Destijds was het gebruikelijk dat Händel zelf als solist optrad op het orgel tijdens de pauzes van zijn oratoria, wat het publiek zeer wist te waarderen.
De bijnaam en kenmerken:
De charmante bijnaam “The Cuckoo and the Nightingale” komt voort uit het tweede deel van het concert, een Allegro. In dit deel bootst Händel de roep van de koekoek en de nachtegaal na. Deze muzikale imitaties van vogelgeluiden maken het concert bijzonder aansprekend en levendig.
Structuur:
Het concert is eigenlijk geschreven voor een kamerorgel zonder pedalen en een klein barokorkest, bestaande uit strijkers, hobo’s en een continuo. Het bestaat uit vier delen:
- Largo
- Allegro (het ‘koekoek en nachtegaal’-deel)
- Larghetto
- Allegro

